ECLI:NL:HR:2015:114

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 januari 2015
Publicatiedatum
23 januari 2015
Zaaknummer
14/00693
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens onzorgvuldig declaratiegedrag van werknemer in leidinggevende functie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 januari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Stichting Katholieke Universiteit tegen een eerdere uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de vraag of het onzorgvuldig declaratiegedrag van een werknemer in een leidinggevende functie een dringende reden voor ontslag op staande voet kan opleveren. De Hoge Raad verwijst naar de relevante artikelen in het Burgerlijk Wetboek, namelijk artikel 7:677 en 7:678, die betrekking hebben op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de mogelijkheid om bijkomende schade te vorderen na inroepen van de nietigheid van het ontslag.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de Stichting dan ook verworpen.

Daarnaast heeft de Hoge Raad de Stichting veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op een totaalbedrag van € 4.133,34, bestaande uit € 1.933,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig declaratiegedrag door werknemers in leidinggevende functies en de gevolgen die dit kan hebben voor hun arbeidsrelatie.

Uitspraak

23 januari 2015
Eerste Kamer
nr. 14/00693
LZ/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
de STICHTING KATHOLIEKE UNIVERSITEIT,
gevestigd te Nijmegen,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. S.F. Sagel,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Stichting en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 627300\CV EXPL 09-55503 van de kantonrechter te Nijmegen van 16 juli 2010, 18 maart 2011, 2 december 2011 en 23 maart 2012;
b. het arrest in de zaak 200.108.275 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 september 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft de Stichting beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de Stichting heeft bij brief van 28 november 2014 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de Stichting in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 1.933,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. Drion, G. de Groot en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
23 januari 2015.