ECLI:NL:HR:2015:1138

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 april 2015
Publicatiedatum
23 april 2015
Zaaknummer
15/00048
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard op grond van onvoldoende belang

In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoekster 2], beiden wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het hof had eerder op 30 december 2014 een arrest gewezen in de zaken met rekestnummers C/01/279172/FT RK 14/842 en 279173/FT-RK 14/843, waarbij de rechtbank Oost-Brabant op 12 november 2014 een vonnis had uitgesproken. De Hoge Raad heeft het cassatierekest van verzoekers in behandeling genomen, maar heeft geconcludeerd dat de klachten die door verzoekers zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat de verzoekers klaarblijkelijk onvoldoende belang hebben bij het cassatieberoep, wat heeft geleid tot de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep. De Hoge Raad heeft op 24 april 2015 het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, waarbij het arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. Drion en T.H. Tanja-van den Broek, en openbaar is uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

24 april 2015
Eerste Kamer
15/00048
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [verzoeker 1],
2. [verzoekster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. M.A.R. Schuckink Kool.
Verzoekers zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak met rekestnummer C/01/279172/FT RK 14/842 en 279173/FT-RK 14/843 van de rechtbank Oost-Brabant van 12 november 2014;
b. het arrest in de zaak HV 200.160.061/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 30 december 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring op grond van art. 80a lid 1 RO.
De advocaat van [verzoeker] c.s. heeft bij brief van 18 maart 2015 op dit standpunt gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 5).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
24 april 2015.