Uitspraak
beiden wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
24 april 2015.
Hoge Raad
In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoekster 2], beiden wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het hof had eerder op 30 december 2014 een arrest gewezen in de zaken met rekestnummers C/01/279172/FT RK 14/842 en 279173/FT-RK 14/843, waarbij de rechtbank Oost-Brabant op 12 november 2014 een vonnis had uitgesproken. De Hoge Raad heeft het cassatierekest van verzoekers in behandeling genomen, maar heeft geconcludeerd dat de klachten die door verzoekers zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat de verzoekers klaarblijkelijk onvoldoende belang hebben bij het cassatieberoep, wat heeft geleid tot de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep. De Hoge Raad heeft op 24 april 2015 het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, waarbij het arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. Drion en T.H. Tanja-van den Broek, en openbaar is uitgesproken door raadsheer G. de Groot.