ECLI:NL:HR:2015:1126

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 april 2015
Publicatiedatum
23 april 2015
Zaaknummer
14/06505
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 april 2015 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbenden tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De zaak betreft besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, genomen op basis van de Wet werk en bijstand. De Centrale Raad van Beroep had op 11 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de eerdere beslissingen van de Rechtbank Rotterdam werden bevestigd. De Hoge Raad oordeelde dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk is, omdat de partij die het beroep heeft ingesteld onvoldoende belang heeft bij de cassatie of omdat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft de Procureur-Generaal gehoord en heeft besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

24 april 2015
Nr. 14/06505
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X1] en [X2]te
[Z](hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 11 november 2014, nrs. 13/5299 WWB en 13/5300 WWB, op het hoger beroep van belanghebbenden tegens de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nrs. 13/1278 en 13/01281) betreffende besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam ingevolge de Wet werk en bijstand.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat het voorgestelde middel geen behandeling in cassatie rechtvaardigt omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat het middel klaarblijkelijk niet tot cassatie kan leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2015.