ECLI:NL:HR:2015:1097

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 april 2015
Publicatiedatum
21 april 2015
Zaaknummer
14/00915
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van hondenbezitter voor gevaarlijke dieren en de uitleg van 'onder zijn hoede' in het strafrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 april 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte, eigenaar van twee gevaarlijke honden (een pitbull en een rottweiler), werd beschuldigd van het niet voldoende zorg dragen voor het onschadelijk houden van deze dieren. Op 23 mei 2012 heeft de pitbull het slachtoffer meermalen gebeten en aangevallen, terwijl de honden onaangelijnd en ongemuilkorfd op de openbare weg waren. Het Hof oordeelde dat de verdachte als eigenaar verantwoordelijk was voor de zorg voor zijn honden, ook al was hij niet fysiek aanwezig tijdens het bijtincident. De Hoge Raad bevestigde deze verantwoordelijkheid en oordeelde dat de uitleg van het begrip 'onder zijn hoede' in artikel 425 van het Wetboek van Strafrecht correct was toegepast door het Hof. De Hoge Raad verwierp het verweer van de verdachte dat de honden niet onder zijn toezicht stonden op het moment van de aanval, en concludeerde dat de verdachte voldoende zorg had moeten dragen voor zijn gevaarlijke dieren. De zaak werd verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling.

Uitspraak

21 april 2015
Strafkamer
nr. 14/00915
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 4 februari 2014, nummer 23/003530-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Het middel is schriftelijk toegelicht.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissing in zaak B en tot terugwijzing van de zaak ten einde op het bestaande beroep te worden berecht en afgedaan.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1.
Overeenkomstig de tenlastelegging is ten laste van de verdachte in zaak B bewezenverklaard dat:
"hij op 23 mei 2012 te Amsterdam geen voldoende zorg heeft gedragen voor het onschadelijk houden van onder zijn hoede staande gevaarlijke dieren, te weten twee honden, zijnde een pitbull en een rottweiler, immers hebben voornoemde honden [slachtoffer] meermalen met kracht gebeten en aangevallen, terwijl verdachte voornoemde honden onaangelijnd en ongemuilkorfd op de openbare weg heeft laten verblijven, terwijl verdachte wist dat voornoemde honden eerder een persoon hadden gebeten en aangevallen."
2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 25 mei 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], doorgenummerde pagina's 26 tot en met 33 van zaak B.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
V: 14 april 2012 heeft er nog een bijtincident voorgedaan met twee honden. Kan jij mij daarover iets vertellen?
A: Ja, maar daar was ik niet bij. Iemand anders liet die honden toen uit. Ik geef de honden dus ook niet meer mee (het hof begrijpt hieruit dat het toen ook de honden van de verdachte betrof).
2. Proces-verbaal ter terechtzitting van 11 juli 2013, inhoudende de verklaring van de verdachte.
Die verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
In de buurt ben ik de enige Marokkaan met honden. De rottweiler heet Rambo. Rocky is de naam van mijn andere hond. Het klopt dat de politie mij wel eens op de [a-straat] te Amsterdam heeft aangetroffen, terwijl de honden in de woonkamer en keuken verbleven. Zij (het hof begrijpt: de honden genaamd Rambo en Rocky) verblijven daar."
2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Op 23 mei 2012 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan. Hij is die dag door een pitbull aangevallen toen hij naar zijn auto liep die in de [a-straat] te Amsterdam stond geparkeerd. Deze pitbull hing aan de arm van [slachtoffer]. Een man van Marokkaanse afkomst riep daarop: "Rocky, kom hier". De pitbull liet echter niet los. [slachtoffer] viel vervolgens op de grond, waarna hij ook door een andere hond, een rottweiler, werd aangevallen. Toen beide honden hem op een gegeven moment loslieten, werden deze door eerdergenoemde man en een andere man van Marokkaanse afkomst vastgepakt en het portiek van [a-straat] 48 binnengebracht (dossierpagina 8 e.v.).
Gezien voornoemde aangifte, in onderling verband en samenhang bezien met de volgende feiten en omstandigheden, te weten:
- dat verbalisant [verbalisant 2] op 4 mei 2012 op het adres [a-straat] 48-1 te Amsterdam (het hof begrijpt twee honden met de respectievelijke soort duiding) een Amerikaanse Stafford, genaamd Rocky, en een rottweiler, genaamd Rambo, heeft waargenomen en dat [betrokkene], zijnde een broer van de verdachte, toen heeft verklaard dat Rocky en Rambo van de verdachte zijn (dossierpagina 54);
- dat de verdachte op 6 mei 2012 heeft verklaard dat (het hof begrijpt honden genaamd) Rocky en Rambo inderdaad van hem zijn (dossierpagina 55);
- dat de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg van 11 juli 2013 voorts heeft verklaard dat hij de enige Marokkaan in de buurt is met honden en dat Rocky en Rambo bij zijn broers verblijven op het adres [a-straat] 48-1 te Amsterdam, leidt het hof af dat het de honden van de verdachte moeten zijn geweest die het slachtoffer [slachtoffer] hebben aangevallen en gebeten op 23 mei 2012. Het verweer van de verdediging dat dit niet kan worden vastgesteld, wordt daarmee verworpen.
Gezien het voorgaande gaat het hof er eveneens van uit dat deze honden onder de hoede van de verdachte stonden. Dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte bij het bijtincident op 23 mei 2012 aanwezig is geweest, doet daar niet aan af. De verdachte was op dat moment namelijk de eigenaar van deze honden, terwijl niet is gesteld of gebleken dat de feitelijke verantwoordelijkheid en verzorging van die honden op dat moment op iemand anders rustte dan de verdachte."

3.Beoordeling van het middel

3.1.
Het middel behelst onder meer de klacht dat het Hof een onjuiste, want te ruime uitleg heeft gegeven aan het delictsbestanddeel "onder zijn hoede" als bedoeld in art. 425, aanhef en onder 2˚, Sr.
3.2.
Art. 425, aanhef en onder 2˚, Sr luidt:
"Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft:
2˚ hij die geen voldoende zorg draagt voor het onschadelijk houden van een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier."
3.3.
Het in de tenlastelegging en de bewezenverklaring voorkomende begrip "onder zijn hoede" is klaarblijkelijk gebezigd in de betekenis die daaraan toekomt in art. 425, aanhef en onder 2˚, Sr.
3.4.
Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte de eigenaar is van de twee gevaarlijke honden die, klaarblijkelijk zonder muilkorf en onaangelijnd, over de [a-straat] te Amsterdam liepen, dat die honden aldaar de aangever [slachtoffer] op 23 mei 2012 hebben aangevallen en gebeten, dat de honden feitelijk verblijven bij de broers van de verdachte die woonachtig zijn op het adres [a-straat] 48 te Amsterdam, en dat die honden na de aanval door twee mannen zijn vastgepakt en op dat adres zijn binnengebracht.
3.5.
Het Hof heeft geoordeeld dat de honden onder de hoede van de verdachte stonden als bedoeld in art. 425, aanhef en onder 2º, Sr. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Dat berust op het volgende.
Het Hof heeft onder de in zijn hiervoor in 2.3 weergegeven overwegingen vermelde omstandigheden de verdachte kunnen aanmerken als degene die voldoende zorg dient te dragen voor het onschadelijk houden van zijn gevaarlijke dieren, nu aan de verdachte als eigenaar van de honden in het algemeen de zeggenschap zal toekomen over de wijze waarop zijn gevaarlijke dier onschadelijk moet worden gehouden, en in de overwegingen van het Hof besloten ligt dat niet is gebleken dat die zeggenschap of zorg op een zodanige manier aan een ander was toevertrouwd dat alleen die ander zou kunnen worden aangemerkt als diegene bij wie de dieren onder zijn hoede stonden. De omstandigheid dat het Hof niet heeft vastgesteld dat de honden toen zij het slachtoffer aanvielen daadwerkelijk onder het feitelijk toezicht van de verdachte stonden, leidt niet tot een ander oordeel.
3.6.
De klacht faalt.
3.7.
De Advocaat-Generaal heeft zich niet uitgelaten over de overige klachten van het middel. De Hoge Raad is van oordeel dat de Advocaat-Generaal daartoe alsnog in de gelegenheid behoort te worden gesteld. Met het daarop dient de zaak naar de rolzitting te worden verwezen.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 12 mei 2015;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, Y. Buruma, N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 april 2015.