ECLI:NL:HR:2015:1082

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 april 2015
Publicatiedatum
21 april 2015
Zaaknummer
14/02808
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 april 2015 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. Het beroep betreft navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2001 tot en met 2006. De uitspraak van het Gerechtshof, die op 15 mei 2014 werd gedaan, was het resultaat van een hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank te Haarlem. De Rechtbank had in deze eerdere uitspraken de navorderingsaanslagen bevestigd.

Belanghebbende heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarbij de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 29 januari 2015 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep. Belanghebbende heeft schriftelijk op deze conclusie gereageerd.

De Hoge Raad heeft de middelen van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de middelen niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard.

Uitspraak

24 april 2015
nr. 14/02808
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 15 mei 2014, nrs. 12/00254 tot en met 12/00258, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nrs. 10/4857, 10/4858, 10/4860, 10/4861 en 10/6316) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2001 en 2003 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de voor de jaren 2004 tot en met 2006 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 29 januari 2015 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2015.