ECLI:NL:HR:2015:1071

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 april 2015
Publicatiedatum
16 april 2015
Zaaknummer
15/00565
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling op basis van goede trouw en saneringsgezinde houding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de afwijzing van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland, dat op 25 november 2014 werd afgewezen. Dit vonnis werd vervolgens bevestigd door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 januari 2015. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken in zijn beoordeling.

De kern van de zaak draait om de vraag of de verzoekster voldoet aan de voorwaarden voor de schuldsaneringsregeling, zoals vastgelegd in artikel 288 van de Faillissementswet (Fw). De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verzoekster, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven. Dit arrest is van belang voor de interpretatie van de goede trouw en saneringsgezinde houding in het kader van de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

17 april 2015
Eerste Kamer
15/00565
EE/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/16/377295/FT RK 14/2112 van de rechtbank Midden-Nederland van 25 november 2014;
b. het arrest in de zaak 200.160.546/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 januari 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [verzoekster] heeft bij brief van 17 maart 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
17 april 2015.