ECLI:NL:HR:2015:1069

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 april 2015
Publicatiedatum
16 april 2015
Zaaknummer
14/00445
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over executoriaal beslag door de Ontvanger op gepachte inventaris voor loonbelastingschuld

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Ontvanger van de Belastingdienst tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een executoriaal beslag dat door de Ontvanger was gelegd op gepachte inventaris in verband met een loonbelastingschuld. De vraag die aan de orde was, betreft de reële eigendom van de derde partij in deze context. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en een arrest van het gerechtshof Amsterdam, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De Ontvanger heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, terwijl de verweerster een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De advocaten van beide partijen hebben de zaak toegelicht, en de conclusie van de waarnemend Advocaat-Generaal strekte tot verwerping van het principaal beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in het principale beroep niet tot cassatie kunnen leiden, en heeft het voorwaardelijk incidentele beroep niet in behandeling genomen. De Hoge Raad heeft de Ontvanger in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op een totaal van € 3.041,34.

Uitspraak

17 april 2015
Eerste Kamer
14/00445
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF,
kantoorhoudende te Amsterdam,
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. J.W.H. van Wijk,
t e g e n
[verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. Y.E.J. Geradts.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Ontvanger en [verweerster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 505056/HA ZA 11-2766 van de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2012 en 14 november 2012;
b. het arrest in de zaak 200.125.499/01 van het gerechtshof Amsterdam van 8 oktober 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft de Ontvanger beroep in cassatie ingesteld. [verweerster] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Ontvanger mede door mr. G.C. Nieuwland.
De conclusie van de waarnemend Advocaat-Generaal A. Hammerstein strekt tot verwerping van het principaal beroep.
De advocaat van de Ontvanger heeft bij brief van 27 februari 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt de Ontvanger in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
17 april 2015.