ECLI:NL:HR:2015:1060

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 april 2015
Publicatiedatum
16 april 2015
Zaaknummer
14/03677
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2015 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende, een entiteit gevestigd in Cyprus, tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die aan belanghebbende zijn opgelegd over de jaren 1995 tot en met 2002, evenals boeten die zijn opgelegd voor de jaren 1999 tot en met 2001. De uitspraak van het Gerechtshof, gedateerd 12 juni 2014, was het resultaat van een hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Noord-Holland.

Belanghebbende heeft in cassatie een aantal middelen voorgesteld, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door belanghebbende, heeft de Hoge Raad de middelen beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd vastgesteld dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam in stand bleef. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken door de vice-president en de raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

17 april 2015
Nr. 14/03677
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z], Cyprus (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 12 juni 2014, nrs. 13/00315 t/m 13/00322, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. 11/6661 t/m 11/6668) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 1995 tot en met 2002 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en voor de jaren 1999 tot en met 2001 opgelegde boeten.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2015.