ECLI:NL:HR:2014:999

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 april 2014
Publicatiedatum
24 april 2014
Zaaknummer
13/02388
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling omgangsregeling in afwachting verzoek om teruggeleiding kinderen naar de VS

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 april 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de moeder van twee kinderen. De moeder, wonende in Nederland, had in een kort geding een verzoek ingediend tot vaststelling van een omgangsregeling in afwachting van een verzoek om teruggeleiding van de kinderen naar de Verenigde Staten. De zaak was eerder behandeld door de voorzieningenrechter te Assen en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De moeder was van mening dat de door de Amerikaanse rechter vastgestelde omgangsregeling moest worden gevolgd, maar de vader, die in de Verenigde Staten woonde, was niet verschenen in de procedure.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die door de moeder in cassatie waren aangevoerd, niet konden leiden tot cassatie. De Hoge Raad verwees naar artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit blijkt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken van de lagere rechters heeft bekrachtigd.

In de beslissing heeft de Hoge Raad ook de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en G. Snijders, en openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

25 april 2014
Eerste Kamer
nr. 13/02388
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga,
t e g e n
[de vader],
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de vader.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 96464/KG ZA 12-245 van de voorzieningenrechter te Assen van 17 december 2012;
b. het arrest in de zaak 200.120.781/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 maart 2013 en herstelarrest van 26 april 2013.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 19 maart 2013 heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de vader is verstek verleend.
De zaak is voor de moeder toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het beroep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
25 april 2014.