Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
25 april 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 april 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de wijziging of nihilstelling van kinderalimentatie. De man, verzoeker tot cassatie, heeft beroep ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, die op 28 maart 2013 was gegeven. De vrouw, verweerder in cassatie, heeft verzocht het beroep te verwerpen. De zaak betreft de vaststelling van de draagkracht en verdiencapaciteit van de man, en de grenzen van de rechtsstrijd in het kader van de alimentatieverplichtingen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank en het hof, waaronder de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 10 augustus 2012. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft.