In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 april 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure (nr. 13/00193) tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof van 22 november 2012, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Alkmaar werd behandeld. De Rechtbank had zich eerder uitgesproken over de aanmaningskosten die door de gemeente Bergen aan belanghebbende in rekening waren gebracht, alsook over een verzoek om vergoeding van kosten in verband met de behandeling van het bezwaar.
Belanghebbende heeft in cassatie verschillende klachten ingediend tegen de uitspraak van het Gerechtshof. De Hoge Raad heeft deze klachten beoordeeld en geconcludeerd dat zij niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.