ECLI:NL:HR:2014:983

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 april 2014
Publicatiedatum
24 april 2014
Zaaknummer
13/00190
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake aanmaningskosten en immateriële schadevergoeding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 april 2014 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de aanmaningskosten en de kosten van vervolging die door de gemeente Bergen aan belanghebbende in rekening zijn gebracht. Belanghebbende had hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank te Alkmaar, waarin de Rechtbank de verzoeken om vergoeding van kosten in verband met de behandeling van bezwaren en beroepen, alsook de vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn, had afgewezen.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken van het Gerechtshof en de Rechtbank heeft bevestigd.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat de kosten van de procedure niet door een van de partijen hoeven te worden vergoed. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is daarmee definitief.

Uitspraak

25 april 2014
Nr. 13/00190
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Amsterdamvan 22 november 2012, nrs. 12/00128 en 12/00129, op de hoger beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken van de Rechtbank te Alkmaar (nrs. AWB 10/808 en AWB 10/1718) betreffende de door de ambtenaar belast met de invordering van de gemeente Bergen aan belanghebbende in rekening gebrachte aanmaningskosten respectievelijk kosten van vervolging, de afwijzing van het verzoek om een vergoeding van kosten in verband met de behandeling van de bezwaren en beroepen en van het verzoek van belanghebbende om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2014.