ECLI:NL:HR:2014:974

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
13/00498
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de bewijswaarde van verklaringen van de benadeelde partij in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1968, was in hoger beroep veroordeeld voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een politieambtenaar, genaamd [verbalisant 1], door deze in de rechter wijsvinger te bijten. De Hoge Raad oordeelde dat de benadeelde partij, die gebruik maakte van haar bevoegdheid om haar vordering toe te lichten, niet als getuige optrad. Dit betekent dat haar verklaring niet als bewijs kon worden gebruikt in de strafzaak tegen de verdachte. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, met terugwijzing naar het Gerechtshof voor herbehandeling van de zaak. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte de verklaring van de benadeelde partij had gebruikt voor het bewijs, en vernietigde de uitspraak van het Hof voor wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling van het hoger beroep.

Uitspraak

22 april 2014
Strafkamer
nr. 13/00498
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 25 januari 2013, nummer 22/005125-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J-L.A.M. le Cocq d'Armandville, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het betreft de beslissingen over het als feit 1 tenlastegelegde, de strafoplegging en de vordering van de benadeelde partij, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Gravenhage teneinde in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt onder meer dat het Hof ten onrechte de door de benadeelde partij ter terechtzitting in hoger beroep gegeven toelichting op haar vordering tot het bewijs heeft gebezigd.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 30 juli 2011 te Rotterdam aan een persoon genaamd [verbalisant 1], politieambtenaar, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, een gebroken rechter wijsvinger en verwondingen aan de rechter wijsvinger, heeft toegebracht, door opzettelijk met kracht in die wijsvinger te bijten."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, op de volgende bewijsmiddelen:
"2. Een geschrift, zijnde een Medische Informatie/ Letselbeschrijving d.d. 2 augustus 2011 van Forensisch Artsen Rotterdam Rijnmond, opgemaakt en ondertekend door L.C. Los, forensisch arts. Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
Medische Informatie/Letselbeschrijving
[verbalisant 1], geboren op [geboortedatum] 1981
Letselbeschrijving en conclusie
Objectieve bevindingen:
Bijtwondjes aan de vingers; bijtwond aan de wijsvinger bij de nagel met bloeduitstorting onder de nagel en aan de middelvinger rechts met aan de binnenzijde een wond van 2 mm. Op aanvullend röntgenonderzoek werd een breuk aan de wijsvinger gezien.
Genezingsduur:
± 6 weken.
3. Een geschrift, zijnde een Medische Informatie/ Letselbeschrijving d.d. 5 september 2011 van Forensisch Artsen Rotterdam Rijnmond, opgemaakt en ondertekend door M.M. Mulders, forensisch arts. Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
Medische Informatie/Letselbeschrijving
[verbalisant 1], geboren op [geboortedatum] 1981
Objectieve bevindingen:
Er was sprake van enige bewegingsbeperking van de wijsvinger rechts. Tevens een doof gevoel in de topjes van wijs- en middelvinger rechts.
Genezingsduur:
De gevoelsstoornis zal waarschijnlijk binnen 3-6 maanden herstellen."
2.2.3.
Met betrekking tot de bewezenverklaring heeft het Hof voorts nog het volgende overwogen:
"Met betrekking tot de vraag of het zwaar lichamelijk letsel, zoals onder 1 primair is ten laste gelegd, bewezen kan worden verklaard gaat het hof op grond van de inhoud van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting uit van het navolgende.
[verbalisant 1] is door de verdachte in de rechter wijs- en middelvinger gebeten, zodanig dat hij daardoor bijtwonden aan deze vingers heeft opgelopen en zijn rechterwijsvinger is gebroken.
Ter toelichting op zijn vordering tot schadevergoeding heeft [verbalisant 1] ter terechtzitting in hoger beroep van 21 december 2012 onder meer verklaard dat hij door de bijtwonden en de vingerbreuk zes weken uit de roulatie is geweest, alsmede dat hij tot op heden nog steeds geen gevoel in het topje van zijn rechterwijsvinger heeft en dat dit ook niet meer zal terugkeren.
Het hof merkt op grond van het bovenstaande het letsel aan als zwaar lichamelijk letsel."
2.3.
Wanneer de benadeelde partij gebruik maakt van de haar in art. 334, derde lid, Sv gegeven bevoegdheid tot toelichting van haar vordering, treedt zij niet op als getuige. De door haar in dat verband - niet als getuige en evenmin onder ede - afgelegde verklaring kan daarom door de rechter niet worden gebruikt voor het bewijs van het aan de verdachte tenlastegelegde.
2.4.
Het middel klaagt terecht dat het Hof dit heeft miskend.

3.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging (de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel daaronder begrepen), alsmede de beslissing op de vordering van de benadeelde partij;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 april 2014.