Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
22 april 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, gedateerd 16 oktober 2012, met nummer 24/000485-10. De verdachte, geboren in 1981, heeft zijn beroep in cassatie laten indienen door zijn advocaat, mr. R.J. Wortelboer, gevestigd te Alkmaar. In de schriftuur zijn middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht en daar deel van uitmaken. De Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat betekent dat hij van mening is dat de cassatiemiddelen niet kunnen leiden tot een andere uitkomst in de zaak.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad van oordeel is dat de aangevoerde middelen niet voldoende zijn om de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden te herzien.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 22 april 2014 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de president C.J.M. Corstens als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, waarbij ook de waarnemend griffier S.C. Rusche aanwezig was.