ECLI:NL:HR:2014:969

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
12/05071
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.J.M. Corstens
  • B.C. de Savornin Lohman
  • Y. Buruma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen de bewezenverklaring van het Gerechtshof te Leeuwarden in een drugshandelzaak met betrekking tot hasjiesj

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, dat op 16 oktober 2012 is gewezen. De verdachte, geboren in 1980, is beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen, vervoeren en aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hasjiesj in Nederland. Het Hof had de verklaring van een medeverdachte, [betrokkene 4], als bewijsmiddel gebruikt, terwijl het Hof zelf had overwogen deze verklaring niet tot bewijs tegen de verdachte te zullen bezigen. Dit leidde tot de klacht dat de motivering van de bewezenverklaring innerlijk tegenstrijdig was en niet voldeed aan de eisen van de wet.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het gebruik van de verklaring van [betrokkene 4] als bewijsmiddel in strijd was met de eerdere overweging van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat de bestreden uitspraak vernietigd moest worden, omdat de verklaring niet als bewijs tegen de verdachte had mogen worden gebruikt. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, om de zaak opnieuw te berechten en af te doen.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van consistente bewijsvoering en de noodzaak voor de rechtbanken om hun overwegingen zorgvuldig te formuleren, vooral wanneer het gaat om verklaringen van medeverdachten die niet als bewijs mogen worden gebruikt. Dit arrest is gewezen op 22 april 2014 en is van belang voor de rechtspraktijk in strafzaken, vooral in gevallen waarin de bewijsvoering afhankelijk is van getuigenverklaringen.

Uitspraak

22 april 2014
Strafkamer
nr. 12/05071
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 16 oktober 2012, nummer 24/000514-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel behelst de klacht dat de motivering van de bewezenverklaring innerlijk tegenstrijdig is, althans niet naar de eis van de wet met redenen is omkleed, omdat het Hof de verklaring die de medeverdachte [betrokkene 4] bij de politie op 29 september 2009 heeft afgelegd als bewijsmiddel heeft gebruikt, hoewel het Hof heeft overwogen die verklaring van [betrokkene 4] niet tot bewijs tegen de verdachte te zullen bezigen.
2.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van juli 2009 tot en met 8 augustus 2009, te of bij IJmuiden, in de gemeente Velsen, en/of te of bij Kornwerderzand, in de gemeente Wûnseradiel, en/of elders in (de territoriale wateren van) Nederland en/of buiten (de territoriale wateren van) Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en vervoerd en aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid (te weten ongeveer 10.000 kilo) van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, immers hebben verdachte en zijn mededaders opzettelijk
- met een schip (genaamd "[A]") pakketten hasjiesj opgehaald vanuit Marokko en zijn zij vervolgens met dat schip ("[A]") (door)gevaren naar de Noordzee en hebben zij vervolgens aldaar meerdere vaartuigen ontmoet voor het overladen van die pakketten hasjiesj van dat schip ("[A]") naar die meerdere andere vaartuigen, te weten
- een vaartuig genaamd "[B]" en
- een vaartuig genaamd "[C]" en
- een ander vaartuig
en vervolgens die grote hoeveelheid hasjiesj op die andere vaartuigen overgezet (en aldus verdeeld over die andere vaartuigen) en vervolgens met die andere vaartuigen gevaren naar Kornwerderzand en/of een of meerdere ander(e) (kust/haven)plaats(en) in Nederland en aldus die hasjiesj binnen het grondgebied van Nederland gebracht en vervoerd en aanwezig gehad."
2.3.
Deze bewezenverklaring steunt op onder meer het volgende bewijsmiddel:
"2. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal, d.d. 29 september 2009 (bijlage V08-04 van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van [betrokkene 4]:
[medeverdachte 1] heeft uiteindelijk de positie bepaald waar de hasjiesj overgeladen moest worden vanaf de [A] in de drie zeiljachten. In totaal heb ik dacht ik een keer of drie contact gehad met [medeverdachte 1].
Bij mij thuis vertelde [betrokkene 5] dat ik contact moest opnemen met [medeverdachte 4] want de hasj moest weg. [betrokkene 5] vertelde mij dat hij, [betrokkene 5], 60 pakketten hasjiesj aan boord had en de man die bij hem was had 150 pakketten hash aan boord had. De rest moest bij [medeverdachte 1] aan boord zijn. De man die bij hem was een blonde man van ongeveer 40 jaar. Het was een Nederlander. Ik weet niet hoe hij heet want hij heeft zich niet aan mij voorgesteld.
Vraag verbalisanten:
Wij tonen gehoorde een foto genummerd Verd 05-07 (het hof begrijpt: Verd 07-05) en vragen gehoorde om een reactie.
Antwoord gehoorde:
Dit is de man die samen met [betrokkene 5] mee naar huis is gegaan. Hij was de chauffeur van de donkere VW Transporter. [betrokkene 5] heeft mij verteld dat de blonde man 150 pakketten hasjiesj aan boord had en [betrokkene 5] 60 pakketten hasjiesj.
Met het aannemen van de bemanning heb ik geen bemoeienis gehad.
Ik zou 100.000 euro krijgen voor mijn bemoeienissen van [medeverdachte 4]. Er is [medeverdachte 4] verteld vanuit Marokko om contact op te nemen met [medeverdachte 1] uit Enkhuizen om de partij hasjiesj binnen te brengen. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] kenden elkaar vanuit het verleden. Op een gegeven moment moest ik van [medeverdachte 4] naar Enkhuizen komen. [medeverdachte 4] had een plastic zak bij zich met daarin 30.000 euro. Dit geld was bestemd als voorschot voor het huren van de jachten waarmee de 10 ton hasjiesj binnen gebracht zou worden. [medeverdachte 4] overhandigde het geld aan [betrokkene 5]. Deze ontmoeting was bij de Mcdonalds te Enkhuizen. Hierbij waren aanwezig [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] oftewel [medeverdachte 4], [betrokkene 5] en ik."
2.4.
De bestreden uitspraak houdt in:
"Overweging met betrekking tot het bewijs
(...)
Het hof zal de verklaring van medeverdachte [betrokkene 4] over het bezoek van [betrokkene 5] en een andere, blonde man die verdachte zou zijn geweest, niet meenemen in het bewijs tegen verdachte, zodat het hof niet zal ingaan op het verweer dat de raadsman hieromtrent heeft gevoerd."
2.5.
Het middel klaagt terecht dat het bezigen als bewijsmiddel van de hiervoor onder 2.3 weergegeven verklaring die de medeverdachte [betrokkene 4] bij de politie heeft afgelegd, in strijd is met de hiervoor onder 2.4 weergegeven overweging van het Hof dat die verklaring van de medeverdachte [betrokkene 4] niet tot bewijs tegen de verdachte zal worden gebezigd.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 april 2014.