Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
22 april 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, gedateerd 16 oktober 2012, met nummer 24/000484-10. De verdachte, geboren in 1960, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. H.K. ter Brake, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. Deze middelen zijn aan het arrest gehecht en maken daar deel van uit. De Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsman schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad van mening is dat de aangevoerde middelen niet voldoende zijn om het eerdere oordeel van het Gerechtshof te herzien.
Op 22 april 2014 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Het arrest is gewezen door de president G.J.M. Corstens als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.C. Rusche.