Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
22 april 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, gedateerd 16 oktober 2012, met nummer 24/001173-10. De verdachte, geboren in 1973, heeft zijn beroep in cassatie laten indienen door zijn advocaat, mr. G. Spong, te Amsterdam. In de schriftuur zijn middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht en daar deel van uitmaken. De Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat betekent dat hij van mening is dat de cassatiegronden niet voldoende zijn om het arrest van het Gerechtshof te herzien.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) is er geen nadere motivering nodig, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit houdt in dat de Hoge Raad van mening is dat de aangevoerde gronden niet voldoende zijn om het eerdere oordeel van het Gerechtshof te herzien.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 22 april 2014 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de president G.J.M. Corstens als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De waarnemend griffier R.C. Rusche was ook aanwezig tijdens deze zitting.