ECLI:NL:HR:2014:960

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2014
Publicatiedatum
22 april 2014
Zaaknummer
13/00533
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof Arnhem inzake verzet tegen aanhouding door opsporingsambtenaren

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 8 oktober 2012 werd gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1969. De verdachte was aangeklaagd voor het verzetten tegen zijn aanhouding door opsporingsambtenaren op 2 juli 2010 te Zevenaar. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld naar aanleiding van de door de verdachte ingediende middelen van cassatie, die zijn voorgesteld door zijn advocaat, mr. P.R.M. Noppen. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot een verbeterde lezing van de bewezenverklaring van feit 2 en tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het betreft de beslissingen over feit 1 en de strafoplegging. De Hoge Raad heeft de beoordeling van het eerste middel afgewezen, omdat dit middel niet tot cassatie kon leiden. Het tweede middel klaagde dat de bewezenverklaring niet kon worden afgeleid uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen, met name dat de opsporingsambtenaar [verbalisant 1] enig lichamelijk letsel had bekomen. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring niet naar de eisen der wet met redenen was omkleed, omdat de inhoud van de bewijsmiddelen niet voldoende was om de conclusie te rechtvaardigen dat de verdachte zich met geweld had verzet, wat leidde tot het lichamelijk letsel van de opsporingsambtenaar. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het tenlastegelegde en de strafoplegging, en heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.

Uitspraak

22 april 2014
Strafkamer
nr. 12/00533
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 8 oktober 2012, nummer 21/002015-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.R.M. Noppen, advocaat te Arnhem, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verbeterde lezing van de bewezenverklaring van feit 2 in de zaak met parketnummer 05/701726-11, tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het betreft de beslissingen over feit 1 in de zaak met parketnummer 05/703186-10 en de strafoplegging, tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt dat uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de opsporingsambtenaar [verbalisant 1] "enig lichamelijk letsel (kneuzing rechterschouder)" heeft bekomen.
3.2.1.
Ten laste van de verdachte is in de zaak met parketnummer 05/703186-10 onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 02 juli 2010 te Zevenaar, toen de aldaar dienstdoende verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1], beiden hoofdagent van politie, verdachte op verdenking van het overtreden van een of meer (verkeers-)overtredingen (inrijden in strijd met een geslotenverklaring en het niet voldoen aan een vordering als bedoeld in artikel 34 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften), op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vastgegrepen, teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een politiebureau te Arnhem, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin voornoemde opsporingsambtenaren hem verdachte trachtten te geleiden en door een of meer schoppende bewegingen te maken, ten gevolge waarvan de opsporingsambtenaar [verbalisant 1] enig lichamelijk letsel (kneuzing rechterschouder) bekwam."
3.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen in de aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv.
3.3.
Aangezien de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat de verdachte zich met geweld heeft verzet "ten gevolge waarvan de opsporingsambtenaar [verbalisant 1] enig lichamelijk letsel (kneuzing rechterschouder) bekwam", niet kan worden afgeleid uit de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen, is de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.4.
Het middel is terecht voorgesteld.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het in de zaak met parketnummer 05/703186-10 onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 april 2014.