Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Slotsom
5.Beslissing
22 april 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 8 oktober 2012 werd gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1969. De verdachte was aangeklaagd voor het verzetten tegen zijn aanhouding door opsporingsambtenaren op 2 juli 2010 te Zevenaar. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld naar aanleiding van de door de verdachte ingediende middelen van cassatie, die zijn voorgesteld door zijn advocaat, mr. P.R.M. Noppen. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot een verbeterde lezing van de bewezenverklaring van feit 2 en tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het betreft de beslissingen over feit 1 en de strafoplegging. De Hoge Raad heeft de beoordeling van het eerste middel afgewezen, omdat dit middel niet tot cassatie kon leiden. Het tweede middel klaagde dat de bewezenverklaring niet kon worden afgeleid uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen, met name dat de opsporingsambtenaar [verbalisant 1] enig lichamelijk letsel had bekomen. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring niet naar de eisen der wet met redenen was omkleed, omdat de inhoud van de bewijsmiddelen niet voldoende was om de conclusie te rechtvaardigen dat de verdachte zich met geweld had verzet, wat leidde tot het lichamelijk letsel van de opsporingsambtenaar. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het tenlastegelegde en de strafoplegging, en heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.