ECLI:NL:HR:2014:949

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 april 2014
Publicatiedatum
18 april 2014
Zaaknummer
14/00023
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep in een civiele zaak met betrekking tot een lokaalverbod

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 april 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [eiser] tegen Stichting Vredewold. Het geding in feitelijke instanties begon met vonnissen van de rechtbank Groningen en vervolgde via verschillende arresten van het gerechtshof te Leeuwarden en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen en arresten voor het verloop van het geding. De eiser heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van 17 september 2013, waarbij verstek is verleend tegen de verweerder, Stichting Vredewold.

De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit kan zijn omdat de eiser onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie en het standpunt van de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

In de beslissing heeft de Hoge Raad ook de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van Vredewold begroot op nihil. Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion en openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

18 april 2014
Eerste Kamer
nr. 14/00023
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. A.H.H. Vermeulen,
t e g e n
STICHTING VREDEWOLD,
gevestigd te Leek,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Vredewold.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 128902/HA ZA 11-628 van de rechtbank Groningen van 14 december 2011 en 8 augustus 2012;
b. de arresten in de zaak 200.116.199/01 van het gerechtshof te Leeuwarden van 11 december 2012 en van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 september 2013.
Het arrest van 17 september 2013 is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van 17 september 2013 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Vredewold is verstek verleend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2.1 – 2.5).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Vredewold begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
18 april 2014.