In deze zaak, die op 18 april 2014 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om een verzoek tot cassatie van de Stichting Garantie- en Waarborgfonds Nederland. De Stichting heeft beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland van 12 december 2013, waarin de rechter-commissaris een beslissing heeft genomen in het faillissement van de Stichting. De zaak betreft de toepassing van artikel 69 van de Faillissementswet en de mogelijkheid voor de gefailleerde om een verzoek in te dienen voor een afwijkende wijze van beëindiging van het faillissement, evenals de vaststelling van het salaris van de curator. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen in de zaak, waaronder die van de rechter-commissaris van 29 oktober 2013 en de beschikking van de rechtbank van 12 december 2013. De Advocaat-Generaal L. Timmerman heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarbij hij artikel 81 lid 1 van het Reglement op de Rechtsvordering (RO) heeft ingeroepen. De advocaat van de Stichting heeft gereageerd op deze conclusie, maar de Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de Stichting.