Uitspraak
gevestigd te [vestigingsplaats],
gevestigd te Haarlem,
gevestigd te [vestigingsplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
18 april 2014.
Hoge Raad
In deze zaak, die op 18 april 2014 door de Hoge Raad der Nederlanden werd behandeld, ging het om de waardering van aandelen in het kader van een vordering tot uittreding, zoals geregeld in artikel 2:343 van het Burgerlijk Wetboek. De eiseressen, [eiseres 1] en US 3 HOLDING B.V., hadden beroep in cassatie ingesteld tegen eerdere arresten van het gerechtshof te Amsterdam. De Hoge Raad verwees naar de vonnissen van de rechtbank ’s-Gravenhage en de arresten van het hof, die aan het arrest waren gehecht. De advocaat van de eiseressen, mr. P.S. Kamminga, heeft de zaak toegelicht, terwijl de verweerster niet verschenen was. De conclusie van de Advocaat-Generaal, L. Timmerman, was om het cassatieberoep te verwerpen.
De Hoge Raad beoordeelde de klachten die in het cassatiemiddel waren aangevoerd, maar oordeelde dat deze niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit bleek dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en veroordeelt de eiseressen in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.