ECLI:NL:HR:2014:945

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 april 2014
Publicatiedatum
17 april 2014
Zaaknummer
13/01655
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardering van aandelen in verband met vordering tot uittreding en benoeming deskundige

In deze zaak, die op 18 april 2014 door de Hoge Raad der Nederlanden werd behandeld, ging het om de waardering van aandelen in het kader van een vordering tot uittreding, zoals geregeld in artikel 2:343 van het Burgerlijk Wetboek. De eiseressen, [eiseres 1] en US 3 HOLDING B.V., hadden beroep in cassatie ingesteld tegen eerdere arresten van het gerechtshof te Amsterdam. De Hoge Raad verwees naar de vonnissen van de rechtbank ’s-Gravenhage en de arresten van het hof, die aan het arrest waren gehecht. De advocaat van de eiseressen, mr. P.S. Kamminga, heeft de zaak toegelicht, terwijl de verweerster niet verschenen was. De conclusie van de Advocaat-Generaal, L. Timmerman, was om het cassatieberoep te verwerpen.

De Hoge Raad beoordeelde de klachten die in het cassatiemiddel waren aangevoerd, maar oordeelde dat deze niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit bleek dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en veroordeelt de eiseressen in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

18 april 2014
Eerste Kamer
nr. 13/01655
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiseres 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. US 3 HOLDING B.V.,
gevestigd te Haarlem,
EISERESSEN tot cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga,
t e g e n
[verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] c.s. en [verweerster]

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 324751/HA ZA 08-3851 van de rechtbank ’s-Gravenhage van 29 juli 2009, 30 december 2009, 22 september 2010 en 27 oktober 2010;
b. de arresten in de zaak 200.082.034/01 OK van het gerechtshof te Amsterdam van 21 februari 2012 en 4 december 2012.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof hebben [eiseres] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en het herste-exploot zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] c.s. toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
18 april 2014.