ECLI:NL:HR:2014:944

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 april 2014
Publicatiedatum
17 april 2014
Zaaknummer
13/01243
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invordering bestuursrechtelijke dwangsommen en toerekening gedragingen bestuurder van verschillende vennootschappen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 april 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen BPN B.V., handelend onder de naam [A], en de Gemeente Barneveld. De zaak betreft de invordering van bestuursrechtelijke dwangsommen en de vraag of er sprake is van misbruik van bevoegdheid of strijd met het recht. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Arnhem en een arrest van het gerechtshof Arnhem, waaruit blijkt dat BBI beroep in cassatie heeft ingesteld tegen het arrest van het hof. De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van de cassatiemiddelen, waarbij de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus ook tot verwerping heeft geconcludeerd. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in de cassatiemiddelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt BBI in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

18 april 2014
Eerste Kamer
nr. 13/01243
TT/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
BPN B.V., tevens handelende onder de naam [A],
gevestigd te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.F. Thunnissen,
t e g e n
DE GEMEENTE BARNEVELD,
zetelende te Barneveld,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. M.E. Gelpke en mr. R.L. de Graaff.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als BBI en de Gemeente.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 170714/HA ZA 08-937 van de rechtbank Arnhem van 13 augustus 2008 en 14 januari 2009;
b. het arrest in de zaak 200.034.749 van het gerechtshof te Arnhem van 11 december 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

2.1
Tegen het arrest van het hof heeft BBI beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het eerste, tweede en derde cassatiemiddel en tot referte ten aanzien van het vierde cassatiemiddel.
De zaak is voor de Gemeente toegelicht door haar advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping.
De advocaat van BBI heeft bij brief van 27 februari 2014 op die conclusie gereageerd.
2.2
Partijen hebben na de conclusie gelegenheid, in beginsel binnen twee weken nadat de conclusie, al naar de aard van het geding, ter rolle is genomen dan wel aan partijen is verzonden, daarop te reageren. De eisen van een goede procesorde brengen evenwel mee dat, nadat de conclusie is genomen, geen plaats is voor voortzetting van het debat van partijen en dat het in beginsel dient te gaan om een beknopte reactie op de inhoud van de conclusie. Een uitvoeriger reactie is slechts gerechtvaardigd, voor zover de conclusie elementen bevat die ten opzichte van het eerdere processuele debat nieuw zijn, zodat in de reactie daarop niet kan worden verwezen naar eerder aangevoerde stellingen.
Nu de conclusie van de Advocaat-Generaal zodanige elementen niet bevat, is de onderhavige reactie, die geenszins als een beknopte reactie valt aan te merken, in strijd met de eisen van een goede procesorde. De Hoge Raad zal dan ook op de reactie van de advocaat van BBI geen acht slaan.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt BBI in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
18 april 2014.