Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd ten bedrage van € 14.322, alsmede een naheffingsaanslag in de premie Zorgverzekeringswet ten bedrage van € 2216.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd ten bedrage van € 14.232, alsmede een naheffingsaanslag in de premie Zorgverzekeringswet ten bedrage van € 2202.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd ten bedrage van € 13.908, alsmede een naheffingsaanslag in de premie Zorgverzekeringswet ten bedrage van € 2384.
De naheffingsaanslagen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
De Rechtbank te ’s-Gravenhage (nr. AWB 10/4090 LB/PVV, AWB 10/4099 LB/PVV, AWB 10/4101 LB/PVV, AWB 10/4103 LB/PVV) heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en de naheffingsaanslagen vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.