Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het tweede middel
3.Beoordeling van de middelen voor het overige
4.Beslissing
15 april 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 april 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was veroordeeld voor openlijk geweld tegen politieambtenaren tijdens de nieuwjaarsnacht op 1 januari 2012. Het Hof had bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een locatiegebod en een verbod op het voorhanden hebben van vuurwerk, die dadelijk uitvoerbaar werden verklaard. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat, mr. Th.J. Kelder, middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de beslissing van het Hof beoordeeld, waarbij het tweede middel van de verdachte werd verworpen. Het Hof had de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden toereikend gemotiveerd, met inachtneming van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte had samen met anderen vuurwerk afgestoken en/of gegooid in de richting van twee wijkagenten, wat leidde tot gevoelens van onveiligheid bij zowel de agenten als omstanders. De Hoge Raad oordeelde dat er ernstig rekening mee moest worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zou begaan, zoals bedoeld in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht.
De Hoge Raad concludeerde dat de opvatting dat uitsluitend de rechter in eerste aanleg bevoegd is om bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren onjuist is. De beslissing van het Hof was voldoende gemotiveerd en voldeed aan de wettelijke vereisten. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de uitspraak van het Hof in stand bleef.