Uitspraak
1.Geding in cassatie
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
15 april 2014.
Hoge Raad
Op 15 april 2014 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 23 november 2012. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1990, die in cassatie is gegaan tegen het eerdergenoemde arrest. De verdachte heeft echter geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het beroep. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte niet heeft voldaan aan het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kan de verdachte niet in het beroep worden ontvangen. De Hoge Raad heeft derhalve besloten om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het beroep. Deze beslissing is genomen in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.