Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
15 april 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat is ingesteld door klaagster, een internet serviceprovider, tegen een beschikking van de Rechtbank Arnhem. De Rechtbank had op 12 september 2012 een klaagschrift van klaagster, ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk verklaard. Dit klaagschrift was gericht tegen een bevel van de officier van justitie te Arnhem, dat op 25 april 2012 was uitgevaardigd en betrekking had op de ontoegankelijkheid van gegevens. Klaagster had tijdig aan dit bevel voldaan, maar het bevel werd op 26 april 2012 ingetrokken. De Rechtbank oordeelde dat artikel 552a Sv geen mogelijkheid biedt om te klagen over bevelen die zijn gegeven op basis van artikel 54a van het Wetboek van Strafrecht, dat een vervolgingsuitsluitingsgrond regelt. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en verklaarde klaagster niet-ontvankelijk in haar cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank terecht had vastgesteld dat de wetgever niet de bedoeling had om het voldoen aan het bevel van de officier van justitie onder de werking van artikel 552a Sv te laten vallen. De beslissing van de Hoge Raad werd genomen op 15 april 2014, waarbij de vice-president en vier raadsheren aanwezig waren.