2.2. De bestreden beschikking houdt met betrekking tot de gegrondverklaring van het klaagschrift het volgende in:
"Het klaagschrift strekt tot opheffing van het op de voet van artikel 94 Sv onder de belanghebbende gelegde beslag, met last tot teruggave aan de klaagster van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Namens de klaagster is in raadkamer hiertoe - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat de voorwerpen aan de klaagster toebehoren en door de klaagster zijn aangekocht uit legale middelen. De klaagster heeft een uitkering naar aanleiding van een verzekeringskwestie ontvangen van € 415.000,=. De inbeslaggenomen voorwerpen zijn (onder andere) hiervan bekostigd en derhalve niet afkomstig van enige (illegale) gelden van de belanghebbende.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat voor wat betreft een deel van de inbeslaggenomen voorwerpen geldt dat het belang van strafvordering zich thans niet meer verzet tegen de teruggave hiervan, zodat het beklag op deze onderdelen gegrond verklaart dient te worden. Dit betreffen:
1.-iPad;
2.-desktop computer
3.-mobiele telefoon met nr. 06-[001];
4.-geld uit een melkbus van stichting Zwerfkatten;
5.-portemonnee;
6.-factuur Audi;
7.-lader en pen bij iPad;
8.-iPhone;
9.-stortingsbewijs € 2.400,00;
10.-diverse bescheiden;
11.-betalingsbewijs Toyota t.n.v. [klaagster];
12.-kassabon […] € 820,00 ( schoenenwinkel);
13.-briefje adres [betrokkene];
14.-vier briefjes met mailadressen in zwart etui;
15.-twee briefjes met nummers;
16.-€ 1.220,00 (afkomstig uit melkbus voor Stichting Zwerfkatten); zie overigens ook hierboven sub 4.;
Voor wat betreft de overige inbeslaggenomen voorwerpen heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het strafvorderlijk belang zich thans nog verzet tegen een teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen. De klaagster is getrouwd geweest met de belanghebbende. Het is niet ongebruikelijk dat echtgenoten van personen die geld verdienen door middel van criminele activiteiten ook meegenieten van dit geld. De klaagster ontvangt een WAO-uitkering en heeft in 2009 bij de Belastingdienst opgegeven geen vermogen meer te bezitten. Over gelden uit de in 2008 ontvangen verzekeringsuitkering beschikt de klaagster derhalve niet meer. De klaagster heeft geen logische verklaring afgelegd omtrent de herkomst van de financiering van de aangetroffen en in beslag genomen voorwerpen. Nu onvoldoende duidelijk is welke goederen een legale herkomst hebben en welke goederen middels illegale middelen zijn verworven dienen alle goederen aangemerkt te worden als illegaal verworven. Daarnaast is sprake van typologieën van witwasgedrag onder andere gezien de wijze waarop verschillende voorwerpen zijn aangetroffen.
In een geval als het onderhavige, waarin inbeslagneming op grond van artikel 94 Sv heeft plaatsgehad, dient beoordeeld te worden of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen - ook in een zaak betreffende een ander dan de betrokken klaagster - of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
(…)
Voor wat betreft het overige deel van het beklag van de klaagster overweegt de rechtbank als volgt.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan de klaagster betaalde verzekeringsuitkering van € 415.000,= reeds moet zijn opgemaakt nu geen restanten van dit geldbedrag bij de doorzoeking van de woning van de klaagster zijn aangetroffen en de klaagster ook bij de Belastingdienst deze gelden na 2009 niet heeft opgegeven. De officier van justitie heeft hierbij ter onderbouwing aangevoerd dat de klaagster in de eerste drie maanden van 2009 een bedrag van € 120.000,= heeft opgemaakt en dat bij voortzetting van dit bestedingspatroon het overige deel van het geldbedrag van de klaagster binnen zeer korte tijd moet zijn opgemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat thans door het openbaar ministerie onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat (illegale) gelden van de belanghebbende zijn gebruikt om de inbeslaggenomen voorwerpen, waarvan thans de teruggave van is verzocht, aan te schaffen, nu door de klaagster voldoende is aangetoond dat de voorwerpen uit de legale bronnen van de klaagster kunnen zijn aangeschaft. Het belang van strafvordering kan derhalve niet meer verlangen dat het beslag wordt voortgezet. Het klaagschrift zal dan ook op dit onderdeel gegrond worden verklaard."