Uitspraak
,nummer RK 12/891
,op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
8 april 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beklag tegen een beschikking van de Rechtbank te Utrecht, waarin het klaagschrift van de klager ongegrond werd verklaard. De klager had in beslag genomen goederen, te weten een kappenset en een buddyseat van een bromfiets, teruggevraagd. De Rechtbank oordeelde dat het belang van de strafvordering zich verzette tegen de teruggave van deze goederen, omdat niet uitgesloten kon worden dat deze van diefstal afkomstig waren. De klager, geboren in 1992, had geen afstand gedaan van de in beslag genomen goederen en werd verdacht van diefstal. De advocaat van de klager, mr. B.P. de Boer, stelde een middel van cassatie voor, waartegen de Advocaat-Generaal G. Knigge concludeerde tot vernietiging van de beschikking.
De Hoge Raad oordeelde dat de motivering van de Rechtbank onbegrijpelijk was. De Rechtbank had vastgesteld dat het Openbaar Ministerie opdracht had gegeven om de kappenset en de buddyseat te demonteren en terug te geven aan de aangever. Dit leidde tot de conclusie dat het oordeel van de Rechtbank dat het belang van de strafvordering zich verzette tegen teruggave niet te rijmen viel met de vastgestelde feiten. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de Rechtbank en wees de zaak terug naar de Rechtbank Midden-Nederland voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij beslissingen over de teruggave van in beslag genomen goederen, vooral in het licht van de belangen van de strafvordering en de rechten van de klager.