Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
8 april 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep op noodweer door de verdachte, die in cassatie is gegaan tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van mishandeling, waarbij hij op 20 februari 2011 in Naaldwijk een persoon meermalen tegen het hoofd had geslagen. De verdediging stelde dat de verdachte handelde uit noodweer, omdat hij zich in een situatie bevond waarin hij zich moest verdedigen tegen een onmiddellijke en wederrechtelijke aanranding door de aangever. Het Hof verwierp dit verweer, omdat het niet aannemelijk was dat de verdachte zich niet had kunnen onttrekken aan de aanranding. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet voldoende heeft gemotiveerd waarom van de verdachte gevergd kon worden dat hij zich uit de positie had moeten verwijderen waarin hij zich bevond. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de rechter om te onderzoeken of de verdachte zich had kunnen onttrekken aan de aanranding voordat het beroep op noodweer kan worden verworpen.