ECLI:NL:HR:2014:845

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2014
Publicatiedatum
8 april 2014
Zaaknummer
12/01445
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring en vervolging in het strafrecht: de betekenis van VIP-controle

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was in eerste instantie veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrift, gepleegd tussen 1 oktober 1995 en 31 mei 1996. Het Hof had de verdachte een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. J.Y. Taekema.

De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zou moeten vernietigen en de Officier van Justitie niet-ontvankelijk zou moeten verklaren in de vervolging. De Hoge Raad heeft zich ambtshalve gebogen over de vraag of de verjaring was gestuit door een daad van vervolging, zoals bedoeld in artikel 72, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr).

De Hoge Raad oordeelde dat de VIP-controle, die was uitgevoerd met het oog op het ter kennis brengen van een gerechtelijke mededeling aan de verdachte, op zichzelf niet kan worden aangemerkt als een daad van vervolging. De mededeling die op 22 februari 2012 aan de verdachte was uitgereikt, werd wel als een daad van vervolging aangemerkt, waardoor de verjaring werd gestuit. De Hoge Raad concludeerde echter dat er gedurende twaalf jaren voorafgaand aan het uitprinten van deze mededeling geen andere daad van vervolging was verricht, waardoor het recht tot strafvordering was vervallen.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd, behoudens voor zover het vonnis van de Politierechter was vernietigd, en verklaarde de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in de vervolging. Deze uitspraak benadrukt de belangrijke rol van verjaring en de voorwaarden waaronder deze kan worden gestuit in het strafrecht.

Uitspraak

8 april 2014
Strafkamer
nr. 12/01445
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 31 maart 1999, nummer 22/002340-98, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en de Officier van Justitie alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren in de vervolging.

2.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

2.1.
Bij inleidende dagvaarding is aan de verdachte – zakelijk weergegeven – tenlastegelegd het medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, begaan in de periode "in of omstreeks" 1 oktober 1995 tot en met 31 mei 1996.
Het Hof heeft bij arrest van 31 maart 1999 het tenlastegelegde bewezenverklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2.2.
Ingevolge art. 72, eerste lid, Sr wordt de verjaring gestuit door elke daad van vervolging. Sedert de inwerkingtreding op 1 januari 2006 van de wet van 16 november 2005, Stb. 595 (opheffing verjaringstermijn bij zeer ernstige delicten) geldt niet meer de eis dat die daad de vervolgde bekend of betekend moet zijn.
2.3.
Bij de stukken van geding bevindt zich een "Mededeling uitspraak (V.V.)" van het Ressortsparket 's-Gravenhage, die op 22 februari 2012 aan de verdachte in persoon is uitgereikt naar aanleiding waarvan deze op 27 februari 2012 beroep in cassatie heeft ingesteld. Deze mededeling is gedateerd 30 augustus 2010 doch op grond van de voetregel moet worden aangenomen dat het hier gaat om een in de computer opgeslagen document dat op 22 december 2011 is uitgeprint. In deze mededeling zijn het rolnummer 22/002340-98, de kwalificatie van het bewezenverklaarde, de pleegdata, de toegepaste wetsbepalingen en de opgelegde straf vermeld. Voorts houdt deze mededeling in dat de verdachte zich voor inlichtingen kan wenden tot "de griffie van het gerechtshof, Prins Clauslaan 60 te 's-Gravenhage".
2.4.
Deze mededeling dient te worden aangemerkt als een daad van vervolging in de zin van art. 72, eerste lid, Sr welke de verjaring stuit. Daaraan doet niet af dat in die mededeling niet is vermeld de naam van het gerecht dat het arrest heeft gewezen, nu 's Hofs arrest door de vermelding van de overige hiervoor onder 2.3 opgesomde gegevens voldoende is geïndividualiseerd (vgl. HR 10 januari 1989, ECLI:NL:HR:1989:AC1232, NJ 1990/57).
2.5.
Uit de stukken van het geding blijkt niet dat gedurende twaalf jaren voorafgaand aan het uitprinten van voormelde mededeling op 22 december 2011 enige daad van vervolging is verricht. Daarbij verdient opmerking dat - zoals in de conclusie van de Advocaat-Generaal met juistheid wordt gesteld - in een geval als het onderhavige een zogenoemde VIP-controle die is uitgevoerd met het oog op het ter kennis van de verdachte brengen van een nog uit te printen gerechtelijke mededeling, op zichzelf niet kan worden aangemerkt als een daad van vervolging in de zin van art. 72, eerste lid, Sr.
2.6.
Nu de hiervoor vermelde feiten bij art. 225, eerste lid, Sr strafbaar zijn gesteld als misdrijf waarop een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren is gesteld, is de in art. 70, eerste lid aanhef en onder 3º, Sr bepaalde verjaringstermijn verstreken. Het recht tot strafvordering is dus vervallen.

3.Slotsom

Uit het vorenoverwogene volgt dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, behoudens voor zover daarbij het vonnis van de Politierechter is vernietigd;
verklaart de Officier van Justitie alsnog niet-ontvankelijk in de vervolging.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 april 2014.