ECLI:NL:HR:2014:823

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 april 2014
Publicatiedatum
3 april 2014
Zaaknummer
13/06386
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de administratieve rechter in belastingzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 april 2014 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een beschikking die aan belanghebbende was gegeven op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR) voor het jaar 2013. De Rechtbank had op 11 september 2013 een uitspraak gedaan, waartegen belanghebbende verzet aantekende. Dit verzet werd behandeld in een uitspraak van 15 november 2013, die door belanghebbende werd bestreden in cassatie.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling allereerst gekeken naar de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. Volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad alleen kennisnemen van cassatieberoepen tegen uitspraken van de administratieve rechter als dit bij wet is bepaald. In deze zaak was er geen wettelijke bepaling die het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank mogelijk maakte, aangezien het ging om een geschil dat voortvloeide uit een beschikking op basis van de AWIR.

Daarom heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de Hoge Raad geen verdere inhoudelijke beoordeling van de zaak heeft gedaan. De uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, en is openbaar uitgesproken op 4 april 2014.

Uitspraak

4 april 2014
Nr. 13/06386
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Noord-Hollandvan 15 november 2013, nr. HAA 13/3387, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank van 11 september 2013, betreffende een ten aanzien van belanghebbende voor het jaar 2013 gegeven beschikking op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR).

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad enkel kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de administratieve rechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de Rechtbank die is gedaan in een geschil betreffende een besluit als het onderhavige ingevolge de AWIR. Het beroep in cassatie dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2014.