Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 29 november 2013, nr. 13/03700, ECLI:NL:HR:2013:1464.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 april 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door een belanghebbende die het niet eens was met de uitspraak van 29 november 2013, nr. 13/03700, ECLI:NL:HR:2013:1464. De Hoge Raad heeft het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk verklaard. De beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening was gebaseerd op de vaststelling dat het ingediende verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigde. De Hoge Raad oordeelde dat het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden bevatte die onder artikel 8:119, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vallen. Hierdoor kon het verzoek niet leiden tot herziening van het eerdere arrest en dus ook niet tot cassatie. De uitspraak werd gedaan door de vice-president M.W.C. Feteris, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, en werd in het openbaar uitgesproken. De waarnemend griffier F. Treuren was ook aanwezig tijdens deze zitting.