Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
28 maart 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende kinderalimentatie. De man, verzoeker tot cassatie, had hoger beroep ingesteld tegen eerdere beschikkingen van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die betrekking hadden op de vaststelling van de kinderalimentatie voor zijn kinderen. De man had verzocht om de kinderalimentatie op nihil te stellen, maar het hof had zijn verzoeken afgewezen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden in de zin van artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel betreft de mogelijkheid om een eerdere alimentatiebijdrage te wijzigen op basis van gewijzigde omstandigheden. De Hoge Raad oordeelde dat de man in zijn hoger beroep niet hoefde aan te tonen dat er een relevante wijziging van omstandigheden had plaatsgevonden, omdat het hier ging om de eerste definitieve vaststelling van de kinderalimentatie. De Hoge Raad heeft de beschikkingen van het hof vernietigd voor zover deze betrekking hebben op de zaak 200.074.894 en het geding in zoverre verwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Het beroep in de andere zaak, 200.074.898, werd verworpen. De kosten van het geding in cassatie werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.