Uitspraak
[X]te
[Z], Marokko (hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 21 september 2012, nr. 12/00254.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 maart 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door een belanghebbende uit Marokko, die het arrest van 21 september 2012 (nr. 12/00254) wilde laten herzien. De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende op 14 november 2013 gewezen op de verplichting tot het betalen van griffierecht voor het verzoek tot herziening, met een termijn van vier weken voor betaling. Aangezien het griffierecht niet was voldaan, heeft de griffier de belanghebbende op 16 januari 2014 de gelegenheid gegeven om de redenen voor de termijnoverschrijding te verduidelijken. De argumenten die de belanghebbende in haar brief van 5 februari 2014 aanvoerde, werden door de Hoge Raad niet als voldoende geacht om aan te nemen dat de belanghebbende niet in verzuim was. Op basis van artikel 8:41, lid 2, tweede volzin, in verbinding met artikel 8:88, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), werd het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad oordeelde verder dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest werd uitgesproken door raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.