ECLI:NL:HR:2014:765

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
27 maart 2014
Zaaknummer
13/04876
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herziening van een eerder arrest in belastingrechtelijke kwestie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 maart 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door een belanghebbende uit Marokko, die het arrest van 21 september 2012 (nr. 12/00254) wilde laten herzien. De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende op 14 november 2013 gewezen op de verplichting tot het betalen van griffierecht voor het verzoek tot herziening, met een termijn van vier weken voor betaling. Aangezien het griffierecht niet was voldaan, heeft de griffier de belanghebbende op 16 januari 2014 de gelegenheid gegeven om de redenen voor de termijnoverschrijding te verduidelijken. De argumenten die de belanghebbende in haar brief van 5 februari 2014 aanvoerde, werden door de Hoge Raad niet als voldoende geacht om aan te nemen dat de belanghebbende niet in verzuim was. Op basis van artikel 8:41, lid 2, tweede volzin, in verbinding met artikel 8:88, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), werd het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad oordeelde verder dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest werd uitgesproken door raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

28 maart 2014
Nr. 13/04876
Arrest
gewezen op het verzoek van
[X]te
[Z], Marokko (hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 21 september 2012, nr. 12/00254.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 14 november 2013 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht ter zake van het verzoek tot herziening en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 16 januari 2014 in de gelegenheid gesteld de redenen voor de termijnoverschrijding mee te delen. Hetgeen belanghebbende in haar brief van 5 februari 2014 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest. Het verzoek tot herziening moet derhalve op grond van artikel 8:41, lid 2, tweede volzin, in verbinding met artikel 8:88, lid 2, van de Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2014.