ECLI:NL:HR:2014:760

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
27 maart 2014
Zaaknummer
13/05417
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdige betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. Het beroep was gericht tegen de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2007. De Rechtbank had op 17 september 2013 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij belanghebbende in verzet was gegaan tegen de eerdere uitspraak van de Rechtbank.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie onderzocht. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 9 december 2013 per aangetekende brief gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Ondanks deze waarschuwing is het griffierecht niet voldaan. Op 9 januari 2014 heeft de griffier belanghebbende opnieuw in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht. Deze termijn eindigde op 6 februari 2014, maar belanghebbende heeft hier niet tijdig op gereageerd.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de brief van belanghebbende, die op 12 februari 2014 bij de Hoge Raad is ingekomen, als te laat moet worden beschouwd en buiten beschouwing wordt gelaten. Gelet op artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet het beroep in cassatie derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

In zijn beslissing heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, waarmee de eerdere uitspraak van de Rechtbank in stand blijft.

Uitspraak

28 maart 2014
Nr. 13/05417
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 17 september 2013, nr. SGR 12/5042, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2007 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 9 december 2013, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 9 januari 2014, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na de dagtekening van deze brief mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Die termijn eindigde op 6 februari 2014. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid niet tijdig gebruik gemaakt. De op 12 februari 2014 bij de Hoge Raad ingekomen brief wordt als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2014.