Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Meerssen,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
28 maart 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiser, rechtsopvolger onder bijzondere titel van een betrokkene, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Dit arrest was gewezen op 18 december 2012 en betrof een geschil dat zijn oorsprong vond in een procedure bij de kantonrechter te Maastricht, waar meerdere vonnissen waren gewezen tussen 2008 en 2011. De eiser was vertegenwoordigd door mr. J.H.M. van Swaaij, terwijl de verweerder, Teikyo Europe B.V., werd bijgestaan door mr. D. Rijpma en mr. E. Nijhof. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door de eiser in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiser verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van Teikyo zijn begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.