ECLI:NL:HR:2014:739

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
27 maart 2014
Zaaknummer
13/02033
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over belang bij grief tegen voorshands bewijsoordeel kantonrechter

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiser, rechtsopvolger onder bijzondere titel van een betrokkene, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Dit arrest was gewezen op 18 december 2012 en betrof een geschil dat zijn oorsprong vond in een procedure bij de kantonrechter te Maastricht, waar meerdere vonnissen waren gewezen tussen 2008 en 2011. De eiser was vertegenwoordigd door mr. J.H.M. van Swaaij, terwijl de verweerder, Teikyo Europe B.V., werd bijgestaan door mr. D. Rijpma en mr. E. Nijhof. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door de eiser in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiser verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van Teikyo zijn begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

28 maart 2014
EErste Kamer
nr. 13/02033
EV/LH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser], rechtsopvolger onder bijzondere titel van [betrokkene],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.H.M. van Swaaij,
t e g e n
TEIKYO EUROPE B.V.,
gevestigd te Meerssen,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. D. Rijpma.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Teikyo.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 294591 CV EXPL 08-2136 van de kantonrechter te Maastricht van 12 november 2008, 27 mei 2009, 23 juni 2010, 10 augustus 2011 en 12 oktober 2011;
b. het arrest in de zaak HD 200.097.448/01 van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 18 december 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Teikyo heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor Teikyo toegelicht door haar advocaat en mr. E. Nijhof, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping met toepassing van art. 81 lid 1 RO.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Teikyo begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
28 maart 2014.