ECLI:NL:HR:2014:737

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
27 maart 2014
Zaaknummer
13/01847
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping cassatieberoep Stichting Monumenten tegen de Staat der Nederlanden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Stichting Monumenten tegen de Staat der Nederlanden. De Stichting had beroep in cassatie ingesteld tegen de rolbeslissingen en het eindarrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 13 november 2012. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank 's-Gravenhage en rolbeslissingen van het hof, die aan deze zaak ten grondslag liggen. De Stichting was in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat leidde tot het cassatieberoep.

De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Financiën, heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De zaak is door de advocaten van beide partijen toegelicht. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft in zijn conclusie ook geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen.

De Hoge Raad heeft de aangevoerde klachten in de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de Stichting Monumenten verworpen en de Stichting veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

28 maart 2014
Eerste Kamer
nr. 13/01847
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
STICHTING MONUMENTEN 6%,
gevestigd te Rotterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.Th.R.F. Carli,
t e g e n
STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Financiën),
zetelende te ’s-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. K. Teuben.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Stichting en de Staat.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 386303/HA ZA 11-329 van de rechtbank ’s-Gravenhage van 30 maart 2011 en 7 december 2011;
b. de rolbeslissingen in de zaak 200.103.858/01 van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 16 oktober 2012 en 24 oktober 2012, en het eindarrest van 13 november 2012.
Het arrest van het hof van 13 november 2012 is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de rolbeslissingen en het eindarrest van 13 november 2012 van het hof heeft de Stichting beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de Stichting in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. Drion, G. de Groot en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
28 maart 2014.