Uitspraak
gevestigd te Rotterdam,
zetelende te ’s-Gravenhage,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
28 maart 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Stichting Monumenten tegen de Staat der Nederlanden. De Stichting had beroep in cassatie ingesteld tegen de rolbeslissingen en het eindarrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 13 november 2012. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank 's-Gravenhage en rolbeslissingen van het hof, die aan deze zaak ten grondslag liggen. De Stichting was in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat leidde tot het cassatieberoep.
De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Financiën, heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De zaak is door de advocaten van beide partijen toegelicht. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft in zijn conclusie ook geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen.
De Hoge Raad heeft de aangevoerde klachten in de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de Stichting Monumenten verworpen en de Stichting veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.