In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 13/03787. Het beroep in cassatie was ingesteld door belanghebbende, die in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 juni 2013, met nummer 12/00634. Deze uitspraak betrof een aanslag in het recht van successie, die door de Rechtbank te Arnhem was vastgesteld onder nummer AWB 11/5021. De belanghebbende heeft verschillende klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat zij niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, en dit arrest is openbaar uitgesproken op 28 maart 2014.