ECLI:NL:HR:2014:711

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
26 maart 2014
Zaaknummer
12/03393
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht betekende oproeping in hoger beroep leidt tot nietigverklaring

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de betrokkene, geboren in 1962, in hoger beroep was opgeroepen. De Hoge Raad behandelt de vraag of de oproeping rechtsgeldig is betekend. De betrokkene was ingeschreven op een adres in Delft, maar het Hof baseerde zijn oordeel op een ID-staat die niet correct bleek te zijn. De Hoge Raad concludeert dat er ernstige twijfels zijn over de juistheid van de vermelding van het adres in de ID-staat, wat leidt tot de conclusie dat de oproeping in hoger beroep niet rechtsgeldig is betekend. De Advocaat-Generaal had al geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en nietigverklaring van de oproeping. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verklaart de oproeping nietig, waardoor de eerdere beslissing niet in stand kan blijven. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 maart 2014.

Uitspraak

25 maart 2014
Strafkamer
nr. 12/03393
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 21 juni 2012, nummer 22/005223-11, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. M. Bouman, advocaat te Delft, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel komt op tegen het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van het Hof dat de oproeping in hoger beroep rechtsgeldig is betekend.
2.2.
Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
(i) een appelakte van 25 oktober 2011 waarin als adres van de betrokkene is vermeld: [a-straat 1] te Delft;
(ii) een akte van uitreiking - gehecht aan het dubbel van de oproeping van de betrokkene om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 21 juni 2012 - die inhoudt dat die oproeping op 18 mei 2012 is aangeboden op het adres [a-straat 1] te Delft, maar dat deze niet is uitgereikt omdat op dat adres niemand werd aangetroffen en dat ter plaatse een bericht van aankomst is achtergelaten waarin is vermeld dat de oproeping kan worden afgehaald op het in dat bericht genoemde (post)kantoor of politiebureau; deze akte houdt voorts in dat de oproeping op 29 mei 2012 met de akte is teruggezonden aan de afzender en op 8 juni 2012 aan de griffier van de Rechtbank 's-Gravenhage is uitgereikt, alsmede dat de oproeping op laatstgenoemde datum per gewone brief is verzonden naar het adres [a-straat 1] te Delft;
(iii) een "ID-staat SKDB" van 8 juni 2012 welke inhoudt dat de betrokkene vanaf 6 september 2011 in de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Breda staat ingeschreven op het adres [a-straat 1] te Delft.
2.3.
Aan de schriftuur is gehecht een fotokopie van een gewaarmerkt "Uittreksel basisadministratie" van de gemeente Den Haag van 3 september 2012, inhoudende:
"Aan de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente 's-Gravenhage zijn de volgende gegevens ontleend:
Naam: [achternaam betrokkene]
Voorna(a)m(en): [voornaam betrokkene]
Geboren: [geboortedatum]-1962 te [geboorteplaats]
(...)
Woonadres: [adres]
's-Gravenhage
(...)
Vestiging Adres: 22 december 2011."
2.4.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 21 juni 2012 houdt in dat de betrokkene niet is verschenen en dat de aanwezige raadsman het volgende heeft meegedeeld:
"Ik heb geen contact gehad met mijn cliënt over de zitting van vandaag, nu ik hem niet heb kunnen bereiken op zijn bij mij bekende gegevens. Uit informatie van de Raad voor Rechtsbijstand blijkt dat mijn cliënt niet meer staat ingeschreven op zijn laatst bekende GBA-adres: [a-straat 1] te [postcode] Delft."
Het proces-verbaal houdt voorts in:
"De voorzitter deelt als reactie mede:
Blijkens de identiteitsstaat van de strafrechtsketendatabank d.d. 8 juni 2012 staat de verdachte nog ingeschreven op zijn laatst bekende GBA-adres: [a-straat 1] te [postcode] Delft."
2.5.
Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich niet een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Kennelijk heeft het Hof zijn oordeel dat het adres [a-straat 1] te Delft het adres is waarop de betrokkene ten tijde van de betekening van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep in de gemeentelijke basisadministratie was ingeschreven, gebaseerd op de vermelding van dat adres in de - in 2.2 onder (iii) weergegeven - "ID-staat SKDB". Gelet op de inhoud van het - in 2.3 weergegeven - "Uittreksel basisadministratie" en in aanmerking genomen dat er geen reden is aan de betrouwbaarheid van dit document te twijfelen, is die vermelding in de ID-staat niet juist. Derhalve rijst het ernstige vermoeden dat het oordeel van het Hof dat de oproeping in hoger beroep rechtsgeldig is betekend, op een onjuiste feitelijke grondslag berust.
2.6.
Het middel is terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal de oproeping in hoger beroep om doelmatigheidsredenen nietig verklaren.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verklaart de oproeping in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 maart 2014.