ECLI:NL:HR:2014:698

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
25 maart 2014
Zaaknummer
12/05379
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof inzake wapens en munitie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1976, was in cassatie gegaan tegen een eerdere uitspraak van het Hof, waarin hij was veroordeeld voor het voorhanden hebben van wapens als bedoeld in de Wet wapens en munitie (WWM). De tenlastelegging betrof het voorhanden hebben van verschillende noodseinmiddelen en een lijnwerptoestel, die volgens de aanklacht onder de categorie III van de WWM vielen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de verdachte had gehandeld in strijd met artikel 26, eerste lid, van de WWM. Dit omdat niet was bewezen dat de wapens 'geschikt zijn om projectielen af te schieten', wat een vereiste is voor de kwalificatie onder de genoemde wet. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de beslissingen over het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van deze onderdelen. Voor het overige werd het beroep verworpen.

Uitspraak

25 maart 2014
Strafkamer
nr. 12/05379
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 25 september 2012, nummer 22/001865-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt onder meer dat het onder 3 bewezenverklaarde niet oplevert "handelen in strijd met
art. 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie" (hierna: WWM), aangezien het bewezenverklaarde niet alle bestanddelen van art. 2, eerste lid categorie III onder 2º, WWM bevat.
2.2.1.
Aan de verdachte is onder 3 tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 05 december 2011 te Rotterdam (een) wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten
- twee Lifesmoke MK 3, noodseinmiddelen, en/of
- elf HGS-40, noodseinmiddelen, en/of
- zes (handflare) RED MK 6, noodseinmiddelen, en/of
- een zogenaamd lijnwerptoestel,
zijnde middelen en/of een toestel bestemd voor beroepsdoeleinden, voorhanden heeft gehad."
2.2.2.
Daarvan is bewezenverklaard dat:
"hij op 05 december 2011 te Rotterdam wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten
- twee Lifesmoke MK 3, noodseinmiddelen, en
- elf HGS-40, noodseinmiddelen, en
- zes (handflare) RED MK 6, noodseinmiddelen, en
- een zogenaamd lijnwerptoestel,
zijnde middelen en een toestel bestemd voor beroepsdoeleinden, voorhanden heeft gehad."
2.3.
De navolgende wettelijke bepalingen zijn van belang:
- art. 26, eerste lid, WWM, luidende:
"Het is verboden een wapen of munitie van de categorie II en III voorhanden te hebben."
- art. 2, eerste lid, WWM, luidende:
"Wapens in de zin van deze wet zijn de hieronder vermelde of overeenkomstig dit artikellid aangewezen voorwerpen, onderverdeeld in de volgende categorieën.
(...)
Categorie III
(...)
2º toestellen voor beroepsdoeleinden die geschikt zijn om projectielen af te schieten."
2.4.
De hiervoor weergegeven tenlastelegging en bewezenverklaring onder 3 houden het verwijt in dat de verdachte wapens als bedoeld in art. 2, eerste lid categorie III onder 2º, WWM voorhanden heeft gehad. Aangezien niet is tenlastegelegd en dienovereenkomstig evenmin is bewezenverklaard dat de in die bewezenverklaring genoemde wapens "geschikt zijn om projectielen af te schieten", als bedoeld in art. 2, eerste lid categorie III onder 2º, WWM, doch enkel is tenlastegelegd en bewezenverklaard dat de verdachte "middelen en een toestel bestemd voor beroepsdoeleinden" voorhanden heeft gehad, heeft het Hof het onder 3 bewezenverklaarde ten onrechte gekwalificeerd als het "handelen in strijd met art. 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd".
2.5.
In zoverre is het middel terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 maart 2014.