ECLI:NL:HR:2014:671

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 maart 2014
Publicatiedatum
20 maart 2014
Zaaknummer
13/00482
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch over immateriële schadevergoeding

In deze zaak heeft de Staatssecretaris van Financiën beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 21 december 2012, nr. 04/01607. De zaak betreft een verzoek van de belanghebbende om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De belanghebbende heeft in reactie op het cassatieberoep een verweerschrift ingediend en tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld, waarin hij verschillende klachten heeft aangevoerd. De Staatssecretaris heeft het incidentele beroep beantwoord en de belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

De Hoge Raad heeft het in het principale beroep voorgestelde middel beoordeeld en geconcludeerd dat dit middel niet tot cassatie kan leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Evenzo zijn de klachten die in het incidentele beroep zijn aangevoerd door de belanghebbende niet tot cassatie leidend bevonden, om dezelfde redenen als genoemd voor het principale beroep.

Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, waarbij rekening is gehouden met de samenhang van deze zaak met andere zaken. Voor het incidentele cassatieberoep van de belanghebbende zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De Hoge Raad heeft beide beroepen in cassatie ongegrond verklaard en de kosten van het geding vastgesteld op € 487 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is uitgesproken op 21 maart 2014 door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

21 maart 2014
Nr. 13/00482
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de
Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof te ’s-Hertogenboschvan 21 december 2012, nr. 04/01607, betreffende het verzoek van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris heeft het incidentele beroep beantwoord.
Belanghebbende heeft in het incidentele beroep een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van het in het principale beroep voorgestelde middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van de in het incidentele beroep aangevoerde klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

Wat betreft het principale cassatieberoep van de Staatssecretaris zal deze worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaken met nummers 13/00478 en 13/00482 met elkaar samenhangen in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Wat betreft het incidentele cassatieberoep van belanghebbende acht de Hoge Raad geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart beide beroepen in cassatie ongegrond, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van € 974, derhalve € 487, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2014.
Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 466.