Uitspraak
[X] h.o.d.n. [A]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Leeuwardenvan 8 november 2012, nr. 10/00318, betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikking.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, die betrekking heeft op een naheffingsaanslag in de omzetbelasting en een daarbij gegeven boetebeschikking. De naheffingsaanslag is opgelegd over de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004. Na bezwaar tegen de naheffingsaanslag en de boete, heeft de Inspecteur deze handhaafd. De Rechtbank te Leeuwarden heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, maar alleen de boete vernietigd en verminderd. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken van de Inspecteur heeft vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd en de boete verder verlaagd.
Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarbij een middel is voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, en belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, en dit arrest is uitgesproken op 17 januari 2014 door de vice-president en de raadsheren in het openbaar.