Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
18 maart 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de betekening van de dagvaarding in hoger beroep aan een verdachte die zich op een detentieadres bevond. De Hoge Raad oordeelt dat de betekening van de dagvaarding in hoger beroep aan een ander, die zich op het detentieadres bevond, in strijd is met artikel 588, eerste lid, sub a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verdachte, geboren in 1972, was niet verschenen op de zitting en zijn advocaat verklaarde niet gemachtigd te zijn om de verdediging te voeren. Het hof had vastgesteld dat de dagvaarding op het juiste adres was uitgereikt, maar de Hoge Raad oordeelt dat dit niet correct was. De dagvaarding had persoonlijk aan de verdachte moeten worden uitgereikt, aangezien hij in Nederland gedetineerd was in verband met de strafzaak. De Hoge Raad concludeert dat de betekening van de dagvaarding nietig is, omdat deze niet aan de verdachte in persoon is uitgereikt. De bestreden uitspraak van het hof kan daarom niet in stand blijven. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.