ECLI:NL:HR:2014:631

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 maart 2014
Publicatiedatum
14 maart 2014
Zaaknummer
13/03577
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de onderhoudsplicht na verstrijken van de termijn van twaalf jaar in partneralimentatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 maart 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende partneralimentatie. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam, waarin de verlenging van de onderhoudsplicht na een termijn van twaalf jaar aan de orde was. De rechtbank Amsterdam had eerder op 25 juli 2012 een beschikking gegeven in deze zaak, die door het hof op 23 april 2013 werd bekrachtigd. De vrouw was van mening dat de onderhoudsplicht moest worden verlengd, terwijl de man, verweerder in cassatie, verzocht om het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer had in zijn conclusie ook tot verwerping van het beroep geadviseerd.

De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beslissing van de Hoge Raad was dus om het beroep van de vrouw te verwerpen, waarmee de beschikking van het hof in stand bleef. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheren C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en werd openbaar uitgesproken door vice-president F.B. Bakels.

Uitspraak

14 maart 2014
Eerste Kamer
13/03577
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
In de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. N.C. van Steijn,
t e g e n
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J. van der Beek.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 496421 FA RK 11-6346 van de rechtbank Amsterdam van 25 juli 2012;
b. de beschikking in de zaak 200.115.514/01 van het gerechtshof Amsterdam van 23 april 2013.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de vrouw heeft bij brief van 30 januari 2014 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president F.B. Bakels op
14 maart 2014.