ECLI:NL:HR:2014:630

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 maart 2014
Publicatiedatum
14 maart 2014
Zaaknummer
13/04989
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing toelatingsverzoek in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen met betrekking tot onbetaald gebleven belastingschuld

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 maart 2014 uitspraak gedaan in het kader van een cassatieberoep van verzoeker, die een toelatingsverzoek had ingediend onder de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). Het verzoek was afgewezen door de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof Amsterdam, waarbij de afwijzing was gebaseerd op een onbetaald gebleven belastingschuld. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken en de relevante wetgeving, waaronder artikel 81 lid 1 van het Reglement op de Rechtsvordering (RO) en artikelen 288 lid 2 sub b en 288 lid 3 van de Faillissementswet (Fw). De advocaat-generaal J. Wuisman had in zijn conclusie geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook deed. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de middelen waren aangevoerd niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het arrest is openbaar uitgesproken door vice-president F.B. Bakels, en de uitspraak werd gedaan door de raadsheren C.A. Streefkerk, C.E. Drion en G. Snijders.

Uitspraak

14 maart 2014
Eerste Kamer
nr. 13/04989
LZ/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/13/539499/FT RK 13/813 van de rechtbank Amsterdam van 5 augustus 2013;
b. het arrest in de zaak 200.131.732/01 van het gerechtshof Amsterdam van 10 oktober 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 5 februari 2014 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president F.B. Bakels op
14 maart 2014.