Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
14 maart 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 maart 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoekster, die een toelatingsverzoek had ingediend in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J. van der Beek, had eerder in de feitelijke instanties een vonnis ontvangen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant en twee arresten van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken en stelt vast dat de verzoekster beroep in cassatie heeft ingesteld tegen de arresten van het hof. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman was om het beroep te verwerpen, waarop de advocaat van verzoekster heeft gereageerd. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet vragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van verzoekster, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven.