In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 maart 2014 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende, een inwoner van Frankrijk, tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het beroep betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2008, alsook de daarbij gegeven boetebeschikking en beschikking inzake heffingsrente. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet tijdig is ingediend. De griffier van het Hof had op 9 september 2013 een afschrift van de uitspraak aan partijen verzonden, en de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 21 oktober 2013. Het beroepschrift is echter pas op 14 november 2013 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen, wat betekent dat het niet binnen de wettelijke termijn is ingediend. De Hoge Raad heeft belanghebbende de gelegenheid gegeven om aan te tonen dat het beroepschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, maar de door belanghebbende aangevoerde redenen zijn niet voldoende om te concluderen dat er geen sprake was van verzuim. Gelet op deze overwegingen heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.