ECLI:NL:HR:2014:615

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 maart 2014
Publicatiedatum
13 maart 2014
Zaaknummer
13/06248
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 maart 2014 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van een belanghebbende uit Thailand tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2008. De Hoge Raad heeft zich in deze uitspraak gericht op de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie.

De Hoge Raad constateert dat het beroepschrift in cassatie niet tijdig is ingediend. De griffier van het Gerechtshof had op 17 oktober 2013 een afschrift van de uitspraak aan de partijen verzonden, en de termijn voor het indienen van het beroep eindigde op 28 november 2013. Het beroepschrift is echter pas op 13 december 2013 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen, wat betekent dat het niet binnen de wettelijk gestelde termijn is ingediend.

De griffier van de Hoge Raad heeft de belanghebbende vervolgens in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken te reageren op de overschrijding van de beroepstermijn. De argumenten die de belanghebbende in zijn brief van 10 januari 2014 aanvoert, worden door de Hoge Raad niet als voldoende geacht om de niet-ontvankelijkheid te weerleggen.

Op basis van deze overwegingen heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de betrokken raadsheren.

Uitspraak

14 maart 2014
Nr. 13/06248
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z], Thailand (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 17 oktober 2013, nr. 12/00729, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2008 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Blijkens de zich in het procesdossier van het Hof bevindende brieven van de griffier is een afschrift van de uitspraak van het Hof aangetekend aan partijen verzonden op 17 oktober 2013.
Blijkens een door de griffier van de Hoge Raad op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening is dit beroepschrift op 13 december 2013 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen.
Het beroepschrift in cassatie is derhalve niet ontvangen binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in het onderhavige geval eindigde op 28 november 2013. Het is evenmin tijdig ingediend in de zin van artikel 6:9, lid 2, Awb.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 30 december 2013 in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na de dagtekening van deze brief mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Hetgeen belanghebbende in zijn op 10 januari 2014 bij de Hoge Raad ingekomen brief aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Gelet op het hiervoor overwogene moet het beroep in cassatie niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2014.