Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
14 januari 2014.
Hoge Raad
Op 14 januari 2014 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 12/04119. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden. De zaak betreft een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 24 februari 2012, nummer 22/003625-10. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft in zijn conclusie het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard kan worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de verdachte zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is het geval omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien deze overwegingen heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, en in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz. De uitspraak werd gedaan ter openbare terechtzitting.