ECLI:NL:HR:2014:589

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 januari 2014
Publicatiedatum
13 maart 2014
Zaaknummer
11/03631
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake overschrijding redelijke termijn

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, gedateerd 25 juli 2011. De verdachte, geboren in 1973, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. C.J.M. Jansen, die een middel van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en vastgesteld dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van het Reglement op de Rechtsvordering, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld. Het is vastgesteld dat er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat betekent dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Ondanks deze overschrijding, en de aan de verdachte opgelegde taakstraf van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis, heeft de Hoge Raad besloten dat er geen rechtsgevolgen aan deze overschrijding verbonden hoeven te worden. De Hoge Raad heeft met dit oordeel volstaan en het beroep verworpen.

De uitspraak is gedaan op 14 januari 2014 door de raadsheer W.F. Groos als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

14 januari 2014
Strafkamer
nr. 11/03631
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 25 juli 2011, nummer 20/000148-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte opgelegde taakstraf van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis, en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer W.F. Groos als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 januari 2014.